Symbiose

Terwijl ik op een hoge bergtop de vakantie vier, plopt er een sms’je van de kippen- en kattenoppas binnen. Mijn laatste kippetje is dood. Haar zusters lieten al eerder het leven en nu is het kippenhok leeg. Als ik iemand vertel dat mijn kippetjes dood zijn, is de wedervraag prompt of ik nieuwe neem. Een praktische vraag, maar ook een ongemakkelijke. Het is het woordje ‘neem’ dat schuurt.

Zo’n kip neem ik misschien wel tegen haar wil, en dat louter voor mijn plezier. Natuurlijk, ik geef haar een veilig hok, een royaal lapje tuin en lekkere hapjes. Maar maakt dat de ontnomen vrijheid goed? Misschien verlangt ze naar avonturen in het bos, de liefde van een kakelende haan. Wie weet verruilt ze die saaie stok maar al te graag voor een ruig leven in een boom.

Mijn kippen en ik communiceerden gebrekkig met elkaar. Als ik met graantjes aan kwam lopen, tokten ze best tevreden, maar over hun zielenroerselen kwam ik niets te weten. Dat maakt het gemakkelijk te denken dat ze hun vrijheid niet misten. Voor dromen en idealen zijn kippenhersentjes ook veel te klein, maak ik mezelf wijs. Zo poets ik het ongemakkelijke wat kippetjes betreft soepel weg.

Tussen het ene huisdier en het andere zit slechts een kleine gedachtesprong. Anders dan mijn kippen heeft mijn kat een diepgewortelde vrijheidsdrang. Zíj kan daar glashelder over communiceren. Hoe heb ik haar dan ooit in huis kunnen nemen? Van deze vraag krijg ik het even benauwd. Ik wijs mezelf er snel op dat het luikje naar de vrijheid altijd voor haar openstaat en dat ze maar al te graag voor het gemak van kant-en-klaar kattenvoer kiest. En welbeschouwd, zo draaf ik door, leven mijn poes en ik in volmaakte symbiose. Als ik de krant lees, rolt zij zich spinnend op mijn schoot. Zij geniet van mijn lichaamswarmte en aaiende hand en ik van háár lichaamswarmte en zachte poezenvelletje.

Er is één moment waarop ik haar vrijheid fors beknot - althans, daar doe ik verwoede pogingen toe: als zij weer eens met ronduit ordinair kattengejammer te kennen geeft dat haar eten niet op tijd is opgediend. En dan doet ze plotseling alsof ze me niet begrijpt. Als zij er niet meer is, denk ik dan wanhopig, neem ik echt geen nieuwe poes. Maak dat de kat wijs, zeggen de spleetjes in haar ogen.

 

Renske Postma, 23 augustus 2015